De Jonge Cheng

Hij zei geen woord, nooit, en toch kwamen de mensen van heinde en verre naar hem toe. Ze stelden hem vele vragen. Elke vraag werd altijd beantwoord met steeds hetzelfde gebaar:

In alle stilte stak Meester Gutei zijn rechter wijsvinger op.

Hij had jarenlang alle vragen beantwoord, maar de monniken luisterden niet echt. Konden niet luisteren. Alles wat de oude Zen Meester zei, werd steevast door hen vertaald in zaken die ze al kenden, al ervaren hadden, ooit hoopten te ervaren of meenden te weten. De diepe Satori’s die zijn woorden bij zijn leerlingen vaak veroorzaakten, brachten ingrijpende veranderingen en diepe inzichten teweeg, waardoor ze helaas het gevoel kregen de Oorspronkelijke Geest te hebben gevonden. Niemand Ontwaakte werkelijk.

Zijn leven lang had hij gewacht op die ene leerling, aan wie hij Zen door kon geven. Vele Meesters voor hem hadden al de meest bizarre dingen gedaan en gezegd, maar bijna altijd zonder enig resultaat. Toch was dat waar het werkelijk om ging eigenlijk kinderlijk eenvoudig.

Hij was gestopt met praten. Elke keer wanneer Meester Gutei als antwoord op al die eindeloze vragen zijn vinger opstak, werd bijna iedereen in zijn nabijheid zich moeiteloos bewust van een liefdevolle Stilte, zowel in, als buiten hem. Elk besef van tijd verdween dan, net als alle vragen, alle twijfels, alle zorgen en angsten. Het ‘hart’ opende zich en het zwaartepunt verschoof omlaag naar hun buik. Bijna iedereen voelde zich dan compleet en vervuld.

Regelmatig kwamen korte tijd daarna de antwoorden op hun vragen, die nooit door de oude man beantwoord werden, spontaan in hen op, vaak op momenten dat ze er niet mee bezig waren.

Meester Gutei had ook niet zijn vinger op kunnen steken. Ook dan hadden de mensen om hem heen dergelijke ervaringen en inzichten gekregen.
Met lede ogen zag hij toe hoe iedereen in de ban van diepe inzichten en ervaringen van Stilte, Zijn, Helderheid en ego-loosheid kwam. Hoe de bezoekers en zelfs zijn monniken ze koesterden, probeerden vast te houden of te herhalen en als bewijs zagen voor hun spirituele vooruitgang. Hij bleef de goed verborgen angst, hebzucht en arrogantie in hun door Vrede, Stilte en Zijn versluierde ogen zien.

In feite gebruikten ze hem om bevestigd te worden en nog diepere inzichten en ervaringen te beleven. Of om die altijd, vooral wanneer het hen uitkwam of het leven te intens werd, tot hun beschikking te hebben.

Gebruikten ze hem maar om te Ontwaken, daar was hij immers voor.

Velen kregen het gevoel er ‘bijna te zijn’ en sommigen, die zich wel heel erg makkelijk voor de gek konden houden, meenden daadwerkelijk Ontwaakt te zijn. Een of twee van die monniken waren zelfs vertrokken om elders een nieuw klooster te stichten.

Zijn jongste bediende liep in de keuken de kantjes er vanaf. Eigenlijk had die jongen een hekel aan zijn werk. Cheng wilde veel liever buiten zijn en leuke dingen doen. Zijn grootouders waren ooit vanuit China naar Japan geëmigreerd en daarom werd de jonge Cheng niet alleen door de kok en de anderen in de keuken, maar ook door het grootste deel van de monniken vaak gepest of minachtend behandeld. Maar omdat hij een oogje had op de dochter van de tuinman, kon hij zich er niet toe zetten ander werk te zoeken. Dat betekende niet dat Cheng veel succes bij dit meisje had. Integendeel, ze zag hem vaak niet eens staan en wanneer hij probeerde haar aan te spreken, kreeg hij rode vlekken in zijn gezicht en kraamde hij er stotterend dingen uit die hij helemaal niet wilde zeggen.

Heel af en toe, wanneer zijn werk het toe liet, hij niet te moe was en zin had, ging de jongen wel eens achter de monniken en bezoekers zitten, om te kijken waarom al die mensen Meester Gutei zo bijzonder vonden. Hij moest er dan wel voor zorgen niet op te vallen, anders zou hij worden weggestuurd.

Eigenlijk begreep Cheng niet waar iedereen zo fanatiek naar zocht. Veel vragen had hij sowieso al niet en de paar vragen die hij wel had, waren ook bij hem in de loop der tijd allemaal beantwoord. Toch hadden die antwoorden hem niet geholpen om van die belachelijke verlegenheid af te komen.

Natuurlijk genoot Cheng van de vrede en gelukzaligheid die ook hij beleefde in de nabijheid van Meester Gutei. Maar wanneer hij dan daarna op weg naar de keuken dat meisje weer tegenkwam, viel de rauwe werkelijkheid hem steeds weer hard op zijn dak. Die kwelling werd naarmate de tijd verstreek alsmaar heftiger, totdat hij bijna elk moment van de dag, bij alles wat hij deed en beleefde, alleen nog maar aan dat meisje en zijn eigen onvermogen kon denken.

Op een dag besloot hij zijn baantje in Meester Gutei’s klooster toch maar op te geven. Hij kon de pijn van zijn onbeantwoorde liefde en zijn gestuntel wanneer hij haar ontmoette, niet meer aan.

Cheng voelde zich ellendig toen hij met de paar spullen die hij bezat door de poort van het klooster naar buiten wilde gaan. Hij had alleen tegen de kok gezegd dat hij zou vertrekken, niemand zou hem missen. Hij opende de deur en zag Meester Gutei van de andere kant aan komen lopen om het klooster binnen te gaan. De jongen deed vanzelfsprekend een paar stappen opzij en boog diep voor de Meester. Na een tijdje hief de jongen zijn hoofd op en keek, tot zijn grote schrik, recht in de ogen van de oude man die daarbij zijn rechter wijsvinger opstak.

Tot tranens toe overweldigd door de onverwachte explosie van een allesomvattend diep inzicht, gevolgd door ervaringen waarvan de jongen niet eens wist dat ze mogelijk waren en die de illusie van zijn ‘ikje’ vermorzelden, herkende de jonge Cheng opeens zijn Ware Natuur.

Volgens horen zeggen staarde hij die nacht schaterend van het lachen en tegelijk bittere tranen wenend in het rimpelloze water van een klein meertje. Elke keer wanneer een insect het water raakte en het spiegelbeeld van de maan verstoorde, bulderde hij nog harder van het lachen. De dorpelingen die wat verderop woonden, hoorden hem en dachten dat hij gek geworden was.

Maar de volgende dag en alle dagen daarna, wanneer iemand hem ontmoette, straalden Cheng’s ogen zo intens en hadden ze zo’n liefdevolle diepte en waarachtige autoriteit gekregen, dat ze hem bijna niet meer aan durfden te kijken. Elke avond zat hij daarna bij dat meertje waar hij de dagen na die gebeurtenis een hutje had gebouwd, maar nu in alle rust. Geleidelijk aan kwamen mensen bij hem zitten, om te genieten van zijn gezelschap en de stilte die hij uitstraalde. Hij zat ook regelmatig met de bezoekers over van alles en nog wat te babbelen en grapjes te maken en de lekkernijen die ze voor hem meebrachten deelde hij met de anderen. Iedereen voelde zich bij hem thuis en op zijn gemak. Maar wanneer ze met diepzinnige vragen kwamen, beantwoordde hij ze nooit, hij stak alleen zijn vinger op.

De mensen werden dan geraakt door de diepe Stilte, Rust, Helderheid en Liefde die in hen opwelden. En ook de antwoorden op hun vragen kwamen de dagen daarna als vanzelf in hen naar boven.

Doordat zijn monniken begonnen te roddelden en schande spraken over die Cheng die hun Leraar na-aapte, hoorde Meester Gutei hoe zijn vroegere keukenhulpje ook zijn vinger opstak als antwoord op vragen. Voor de eerste keer sinds vele jaren sprak de Zen Meester iemand aan, om te vragen die ontwaakte jongen uit te nodigen nog een keer langs te komen.

De jonge Cheng boog diep en ging tegenover zijn oude Meester zitten. Toen Meester Gutei zijn rechter wijsvinger op stak, beantwoordde de jongen dat
met hetzelfde gebaar.

Terwijl ze zo ontspannen en af en toe grinnikend, maar zonder iets te zeggen, genietend tegenover elkaar zaten, leek het alsof een innerlijk licht dat uit beide mannen straalde alles om hen heen verstilde. Noch nooit was die Stilte zo intens geweest.

Plotseling greep de Oude Meester met zijn linker hand de wijsvinger van zijn vroegere hulpje, pakte met zijn andere hand het keukenmes dat al die tijd naast hem had gelegen en hakte de opgestoken vinger van de jongen af.

Totaal verbijsterd en vol afgrijzen staarde Cheng naar de vinger die er niet meer was. Overweldigd door onbegrip en pijn rende hij hard weg. Toen de jongen bijna bij de deur was, riep de oude Zen Meester Cheng luid bij zijn naam.

De jongen keek om en op dat moment stak Meester Gutei zijn wijsvinger omhoog.

Onmiddellijk Ontwaakte de jongen, deze keer echt.

Top
Adsang